Hoe praat ik met mijn kind over gamen?
Als je kind veel gamet wil je misschien graag weten of je kind verslaafd is. Dit is begrijpelijk, maar het antwoord op deze vraag leidt niet tot de oplossing van het probleem. Je kind verslaafd noemen kan juist averechts werken. Er kan een welles-nietes situatie ontstaan die niet tot een positieve verandering leidt.
Een betere optie is om met een open houding het gesprek aan te gaan. Hierin kun je aangeven dat je kind naar jouw idee te veel speelt, en erbij te vertellen waarom je dit vervelend vindt. Bijvoorbeeld omdat je vindt dat jullie nog weinig tijd samen doorbrengen of omdat je kind zich niet prettig gedraagt op het moment dat jullie wel samen zijn. Probeer niet te veroordelen, en maak geen verwijten. En het belangrijkste: geef aan dat er een grens is aan wat je nog wilt of kunt accepteren wat betreft het gamen.
Een goed gesprek kan de eerste stap zijn richting een oplossing.
Vier nuttige tips:
1: Kies voor een goed moment
Begin niet over het gamen en de problemen die jij ervaart, op een moment dat je heel erg boos bent. Of als je kind aan het gamen is. Hij zal op dat moment waarschijnlijk toch niet echt luisteren, laat staan een serieus gesprek willen voeren.
2: Vraag naar de voordelen van het gamen
Gamen heeft ook voordelen, anders zouden mensen het niet doen. Maar jij ziet alleen maar nadelen en misschien wil je er daarom geen goed woord over horen. Toch is het goed om hier ook naar te vragen. ‘Wat brengt het je? Wat levert het gamen je op?’ Praat over de voordelen en toon belangstelling. Dat kan de spanning uit het gesprek halen. Ook is de kans dan groter dat je kind daarna kan luisteren naar de andere kant en naar je zorgen. Vervolgens kun je de nadelen bespreken samen. Vraag dus ook: ‘Zitten er voor jou ook nadelen aan het gamen? Welke zijn dat?’ Vaak komt je kind zelf wel met iets. Dan heb je een aanknopingspunt om ook te praten over wat het gamen voor jou en jouw leven betekent. Vraag ook wat de grens is voor je kind. Wat vindt hij nog wel kunnen en wat niet?
3: Wees duidelijk en concreet over waar jij last van hebt
Zeg niet: ‘Ik vind het niet goed dat je zoveel gamet. Dat leidt maar al te gemakkelijk tot discussies over wat ‘veel’ is. Of tot vergelijkingen met anderen die nog meer gamen. Maak het concreet: ‘Ik zie dat je 10 uur achter een beeldscherm zit en niet buiten komt. Ik heb het idee dat het niet goed met je gaat, en daar maak ik me zorgen over’.
4: Gebruik geen loze dreigementen
Je hoeft een dreigement maar een keer niet waar te maken of je wordt niet meer serieus genomen. Dreigen gebeurt vaak in een opwelling van woede, verdriet of machteloosheid. Begrijpelijk, maar het werkt niet. Het is beter om iets te bedenken wat je wel kunt uitvoeren. Bijvoorbeeld: ‘Als je zo doorgaat zet ik de computer uit’.
In videoserie ’to game or not to game’ kun je voorbeelden zien van gesprekken over gamen tussen verschillende gezinsleden.